Terug naar artikel
ga terug naar de website van Olga Zonneveld


Foto interview
Interview door Marianne de Visser in de Rijn en Gouwe.

Deze winter zijn hele wijde broeken en strak getailleerde jasjes in de mode. Ik ben wel aardig op de hoogte”, zegt Olga Zonneveld. Portretschilderes, die haar atelier heeft in een oud kaaspakhuis aan het Zwaansgat in Gouda. Een zonovergoten vierkante ruimte met cactussen in het raam en portretten aan de muur: van haarzelf, van een negerjongen, van een blauwe vrouw en van Max Heymans, Nederlands eerste modekoning.”Ik heb geen voorkeur voor iemand. Het gaat mij om het contact met mensen dat je even in de ziel van iemand kunt kijken”, omschrijft ze kernachtig haar beroep.

Op de ezel staat een nog onafgemaakt schilderij, waarop de succesvolle modeontwerper Mart Visser herkenbaar is. “Hij is nog niet helemaal af, er moet nog licht in”, aldus Zonneveld, die uitsluitend met olieverf schildert. In enkele woorden typeert ze de couturier die al op z’n 23 ste bekend was: “Hij heeft een heel stabiel karakter, weet heel goed wat hij wil en heeft geen verbeelding.” Tot haar verbazing zei Visser haar al eerder ontmoet te hebben, toen ze foto’s van hem kwam nemen in zijn modehuis. “Het enige dat zou kunnen is van de tentoonstelling Couture Locale in het Amsterdams Historisch Museum. Omdat al die modekoningen daar op de opening kwamen, had ik een uitnodiging van de conservatrice. Schitterend, voor mij ging er een wereld open”, zegt Zonneveld, geheel in het zwart gekleed. Van jongs af aan was de kunstenares, die tijdens het bombardement in Rotterdam geboren werd, bezig met mode. “Ik had geen geld om cadeautjes en kleding te kopen, dus ben ik noodgedwongen begonnen met naaien.” Ze vervolgt: “Tekeningen als van Heymans knipte ik vroeger uit de krant. Dan plakte ik een mouw aan een ander lijfje of ik maakte er een andere hals in. Als ik het doe, moet ik het ook goed doen, dacht ik. Heel mooie jurken heb ik gemaakt en ook wel jassen en hoeden. Gekke dingen.’ Toch heeft ze er nooit haar beroep van gemaakt. De keuze viel op tekenen en schilderen, waarvoor ze naar de Academie van Beeldende Kunsten in Rotterdam (1958 -1962) ging. Daarna kreeg ze een eigen ‘praktijk’ als portrettekenares en –schilderes, zoals ze ook nu nog in het telefoonboek staat vermeld. Allerlei mensen passeren de revue, als ze druk door een map heen bladert: extravagant en introvert, jong en oud. Verder maakt ze series abstract en spiritueel werk, maar sinds 1996 wordt veel van haar vrije tijd opgeslokt door de serie ‘Nederlandse ontwerpers: mensen en hun achtergrond’, zoals ze hem officieel heeft genoemd. Mart Visser is nummer vijf in de rij.

Allemaal hangen ze geëtaleerd, in tekeningen en schilderijen, in de kleine expositieruimte achter het atelier: De trotse Govers, beschouwende Vos, doelgerichte Molenaar en magische Heymans. Een trappetje leidt tot het kamertje dat ze onlangs van haar buren erbij heeft kunnen kopen. ‘Het begon allemaal met Frank Govers, die ik ontmoet heb toen een van m’n dochters een trouwjurk wilde kopen. We kwamen in een heel grote ruimte aan de Keizersgracht, helemaal donkerbruin en achterin één en al rookkleurige spiegel, van boven naar beneden, van links naar rechts. En dat was de kick voor mij, al die kleding van zijde, tule, wol, veren en hoeden. Het hing allemaal in elkaar gepropt. Het was een belevenis, dat vergeet ik m’n hele leven niet meer.

Foto bij artikel


”Ik zie het als een stuk geschiedenis dat ik wil vastleggen”

 
M’n dochter paste onder andere een jurk met een jasje van wit brokaat, waarop bloemen geborduurd waren. Prachtig.”

’Wat heel opmerkelijk was, dat er een vrouw in de winkel stond, ze pakte die rok beet, deed’m 40cm omhoog. Pakte er knalgele schoenen bij en een knalgele hoed. M’n dochter leek net een Italiaanse prinses. Uiteindelijk heeft ze er niet voor gekozen, want ze durfde het niet. Maar goed, ik zal’t nooit meer vergeten, het was "een kick voor mij om die zaak te bezoeken."

”Pas twee jaar daarna heb ik’m benaderd. Een vriendelijke, lieve, aardige behulpzame man, ik weet dat hij ook een andere kant had, maar dat cynische had ook te maken met kritisch zijn op z’n werk. Weet je wat hij zei, toen ik hem vroeg of hij wilde poseren: “Wat een eer”. Ik heb zelfs kaarten gekregen voor z’n laatste show “De Grand Finale” in de Beurs van Berlage, het wérd ook zijn grand finale. “ Kom na afloop naar me toe”, had hij gezegd, “…toen heeft hij nog een handtekening in z’n boek geschreven.

Toen hij overleed in 1996 was het portret net niet af. Het is heel jammer dat hij het nooit heeft kunnen zien. Govers had kleding die zo vakkundig gemaakt was, zo supervrouwelijk. Hij is de man van de flair, terwijl Edgar Vos meer de man is van de klassieke kleding.

“Waar Vos goed in is, is de juiste kleding bij een bepaald type vrouw te vinden. Zijn personeel adviseerde me om hem met z’n duim onder de mond af te beelden, omat hij altijd zo staat, met een beoordelende blik. Een heel hartelijke man: pakt je jas aan, zet koffie en je mag alles uit de kast pakken om te gebruiken. Vandaar die pothoedjes van voor de oorlog op de achtergrond en natuurlijk dat grote etiket in dat jasje. Ik heb het schilderij in rood uitgevoerd, omdat dat zijn lievelingskleur is. Al is zijn colbert zwart, het rood komt er doorheen. Dat is glaceren, laag over laag schilderen met olieverf. Deze is terugzakt in kleur, maar ik moet hem nog vernissen.”

“Frans Molenaar wilde geen “kleedjes”. Dus heb ik een object op het schilderij gezet, dat hij heeft laten blazen in Italië. Van de vijf die ik nu gehad heb, is hij de moeilijkste geweest om tot door te dringen. Meestal als je iemand aan het fotograferen ben, haal je’m wel uit z’n tent.

Foto

Een heel zakelijke man met de telefoon en de balpen in zijn hand, en tegelijkertijd op z’n horloge kijkend en in z’n agenda bladerend. Zo heb ik hem ook afgebeeld in een van de tekeningen. Molenaar is hier op m’n atelier geweest. Hij heeft het portret gezien en was heel enthousiast. Nou ja, zei hij toen, ik hoef ook niet bang te zijn dat iemand anders mij koopt.”

Zonneveld is er niet rouwig om, want het liefst wil ze de serie bij elkaar houden en wellicht later aan een museum slijten. “Ik zie het als een stuk geschiedenis dat ik wil vastleggen.”

“Voor Max Heijmans heb ik foto’s van het ANP moeten gebruiken, omdat hij al overleden (1996) was, toen ik hem heb geschilderd. Aanleiding was de Heymansring die het Kostuummuseum in Den Haag toen heeft gekregen. Hij is de magiër in de serie, ik kan het niet anders uitleggen. Als je naar hem kijkt, moet je die sfinx-achtige handen zien. Alles deed hij met de hand, heel fantasierijk, wat te zien is aan de jurk op de achtergrond van de tekening. Zelf had hij alleen maar zwarte T-shirts en een oude broek aan. Het was een giller, maar het paste bij hem. Als je dat vergelijkt met Frank Govers, die helemaal in het groen gekleed was, zelfs zijn sokken en z’n schoenen.

Wie nog op haar verlanglijstje staan. “Victor en Rolf, maar ik weet niet of dat gaat lukken, ik moet ze eerst nog benaderen. “ En graag zou ze er nog een vrouw bij hebben. “Lange tijd heb ik Fong Leng gedacht, maar die is toch afgevallen. Die is maar een korte periode bekend geweest. Ze maakt nu decors, geloof ik. En Sheila de Vries, die is net als Frans Molenaar zakelijk. Ik vind wel dat ze leuke dingen kan maken, heel gelikt, heel Amerikaans. Maar misschien dat meisje, dat van die mooie viltige stoffen maakt en die ook in het Centraal Museum in Utrecht hangt, Claude Jongstra. Alleen de belangrijkste ontwerpers van Nederland, wil ik erbij hebben”, besluit de portretschilderes.

Terug
ga terug naar de website van Olga Zonneveld